Voorwaarden voor duurzame economische transitie creëren
Door de uitdagingen die voortvloeien uit de klimaaturgentie, zijn de beleidsvoerders verplicht om concrete en collectieve oplossingen aan te reiken. De verwachtingen voor het milieu en de volksgezondheid zijn vandaag terecht hooggespannen. Voor alle sectoren en in alle bevoegdheidsdomeinen van het gewest dringen zich solidaire maatregelen en ingrijpende veranderingen op, ingebed in een langetermijnvisie.
Dat houdt in dat we de tussentijdse verbintenissen en de huidige maatregelen die opgenomen zijn in de Brusselse bijdrage aan het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP) moeten versterken om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met minstens 40 % te verminderen ten opzichte van 2005 en tegen die tijd zoveel mogelijk bij te dragen aan een verhoging van de doelstellingen van de Europese Unie. De regering verbindt zich ertoe de Europese doelstelling voor koolstofneutraliteit te benaderen tegen 2050 en zal een gelijkaardige doelstelling nastreven voor de onrechtstreekse uitstoot.
Een oplossing is pas mogelijk als zij gedeeld en gedragen wordt door de Brusselaars. Daarom zal de regering, naast allerlei participatieve acties, samen met de Brusselaars, de economische, sociale en institutionele spelers, de initiatieven die werken rond transitie en de plaatselijke besturen een maatschappelijk debat opstarten over de visie om van Brussel tegen 2050 een “koolstofarme” stad te maken.
Daartoe zal het gewest de economische transitie centraal stellen in zijn ontwikkelingsstrategie en zal het geleidelijk alle economische ondersteuningsinstrumenten richten op koolstofarme productiemodellen, op de circulaire en regeneratieve economie, op sociaal en democratisch ondernemerschap en op de digitalisering van de economie. De regering wil dat tegen 2030 alleen nog maar de sociaal en ecologisch voorbeeldige economische modellen in aanmerking komen voor overheidssteun vanwege het gewest. Het doel bestaat erin een transversale benadering te hanteren waarbij alle sectoren en stakeholder betrokken kunnen worden.
1. Climate governance tot stand brengen
Het is nodig de sociaaleconomische actoren te betrekken bij de climate governance om een gemeenschappelijke visie te delen en de klimaatambities van het gewest om te zetten in doelstellingen voor de economie om het pad te effenen naar een klimaat-, economische en solidaire transitie en daarbij rekening te houden met de gewestelijke doelstellingen in verband met de rechtstreekse en onrechtstreekse uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 en 2050. Zo worden de sociaaleconomische partners ten volle bij de gewestelijke klimaatstrategie betrokken.
Sturende instantie: Minister van Klimaattransitie, Leefmilieu en Energie
2. Transitie naar een koolstofvrije, circulaire en regeneratieve economie
Om deze klimaatambities te verwezenlijken, moet worden gewerkt aan de economische transitie naar een koolstofvrije en circulaire economie, dat is een economie die de milieudoelstellingen omzet in economische kansen, de economie in Brussel verankert om lokaal te produceren wanneer dat kan, de verplaatsingen vermindert, de benutting van het grondgebied optimaliseert, toegevoegde waarde creëert voor de Brusselaars en ten slotte zorgt voor nieuwe kwaliteitsvolle en moeilijk delokaliseerbare jobs. Zo staat het in het Gewestelijk Plan voor de Circulaire Economie, waarvan wij nu de uitvoering moeten versnellen.
Daarbij dient de economie voortaan toegespitst te worden op
- de uitdagingen in verband met de vermindering van de rechtstreekse uitstoot van broeikasgassen en de onrechtstreekse uitstoot door de invoer van producten die in Brussel worden verbruikt;
- de uitdagingen die verband houden met het steeds schaarser worden van sommige materies en grondstoffen;
- de uitdagingen in verband met de noodzakelijke aanpassing aan de klimaatverandering.
Om deze doelstelling te verwezenlijken, dienen de ondernemingen hun core-business bij te sturen en/of al hun activiteiten op een ecologisch verantwoorde manier te beheren.
Die economische transitie moet intrinsiek billijk zijn, wat inhoudt dat het de bedoeling is om de sociale en ecologische weerslag ervan centraal te stellen in het economische overgangsbeleid, zodat de logica's elkaar versterken in plaats van elkaar tegen te werken.
De ecologische transitie is op de manier bevorderlijk voor de sociale rechtvaardigheid, die op haar beurt een motor van de ecologische transitie moet zijn. Daarbij dient men stil te staan bij het ondernemingsmodel en het sociaal en democratisch ondernemerschap, dit wil zeggen een bestuursmodel voor de onderneming dat vertrekt van de maatschappelijke uitdagingen, en dan meer bepaald die met betrekking tot het leefmilieu, en van de bewustwording dat menselijk kapitaal een stakeholder is in de onderneming.
In dat kader past de gewestelijke strategie voor de economische transitie (naar het voorbeeld van het GPCE), die zal voorzien in een onderdeel over industrie, een onderdeel over onderzoek en innovatie en een onderdeel over tewerkstelling en opleiding, die onder het hoofdstuk Circulaire en Koolstofvrije Economie in respectievelijk het Industrieplan, het Gewestelijk Innovatieplan en de allianties werk-milieu (elders uiteengezet) verwerkt zullen worden, om te komen tot een vlotte coördinatie van de verschillende dynamieken die gepaard gaan met de planning en de inschakeling van de stakeholders. De maatregelen rond werk en opleiding uit de desbetreffende plannen en programma’s zullen gekruist worden met de allianties werk-milieu om overlappingen te vermijden. Deze strategie dient bijzondere aandacht te besteden aan de begeleiding van alle actoren die bij de transitie een rol vervullen en moet ertoe strekken de inspanningen voor administratieve vereenvoudiging voort te zetten.
Zelfstandigen, zko’s en kmo’s stellen hun business model voortdurend in vraag, zodat zij hun economische activiteit kunnen bestendigen. Dat is nog meer het geval in tijden van instabiliteit en onzekerheid, zoals we die nu kennen met de strijd tegen Covid-19. Sommigen zullen zichzelf na deze crisis moeten heruitvinden of een nieuwe start nemen.
Om daarop een antwoord te bieden, dienen vanuit de overheid en/of privéhoek specifieke begeleidingsinstrumenten te worden ingezet om de ondernemingen in staat te stellen mee te gaan in de economische transitie en de ondernemers bij te staan bij het herdefiniëren van hun actiehefbomen.”
Sturende instanties:
- Minister van Klimaattransitie, Leefmilieu en Energie
- Staatssecretaris voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek
3. Naar koolstofvrije productiemodellen, circulaire en sociaal-democratische economie
Alle instrumenten voor economische ondersteuning geleidelijk omschakelen naar koolstofvrije productiemodellen, de circulaire en regeneratieve economie, sociaal en democratisch ondernemerschap en de digitalisering van de economie.
- Na een hervorming van de ondernemingssteun in 2018, de invoering van het financieringsinstrument Brucircle (deelname in het kapitaal of leningen) dat uitsluitend bestemd is voor ondernemingen in de circulaire economie en de lancering van het cluster Circlemade.brussels, is nu de tijd aangebroken om die initiatieven te evalueren en eventueel aan te passen.
- De regering zal vooraf een stand van zaken uitwerken met een overzicht en een evaluatie van de verschillende steunmaatregelen die verband houden met de economische transitie.
- Daarnaast zal het nodig zijn om de instrumenten voor economische ondersteuning geleidelijk aan een nieuwe invulling te geven, zodat tegen 2030 alleen nog maar sociaal en ecologisch voorbeeldige economische modellen in aanmerking komen voor overheidssteun vanwege het gewest.
- Die geleidelijke bijsturing moet er zowel komen voor de financieringsinstrumenten (ordonnantie betreffende de economische ontwikkeling van ondernemingen, Finance.brussels, Transitiefonds, economische steunmaatregelen bij Innoviris) als voor de begeleidings- en vestigingsinstrumenten die door het gewest zijn ontwikkeld.
Sturende instantie: Staatssecretaris voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek
4. Een circulair stimuleringsprogramma voor overheidsbestellingen
Een stimuleringsprogramma voor overheidsbestellingen en een Brussels aanbod dat koolstofvrij en circulair is, ontwikkelen
De klimaatuitdaging en de transitie van de maatschappij nopen ertoe zowel de vraag naar als het aanbod van goederen en diensten aan te passen en circulair en koolstofvrij te maken. Binnen zijn bevoegdheden kan het gewest enerzijds circulaire en koolstofvrije overheidsbestellingen stimuleren om de milieu-impact van de overheid te verminderen en anderzijds de Brusselse ondernemingen die daartoe economisch in staat zijn, stimuleren om in te gaan op de overheidsaanbestedingen.
Met het oog daarop zal een gecoördineerde gewestelijke strategie worden uitgewerkt om circulaire en koolstofvrije overheidsbestellingen te stimuleren en de Brusselse ondernemingen erop voor te bereiden om daarop in te schrijven. Het observatorium voor overheidsopdrachten zal daarbij worden betrokken.
Sturende instanties:
- Minister van Klimaattransitie, Leefmilieu en Energie
- Staatssecretaris voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek
- Minister van Financiën en Begroting
5. Van start gaan met de alliantie Werk-Milieu-Financiën
Het is de bedoeling om via de alliantie Werk-Milieu-Financiën alle sectorale spelers samen te brengen om de strategie voor de duurzame renovatie van de gebouwen in Brussel uit te voeren. De regering zal de openbare en private financierders daarbij betrekken om alle mogelijke financieringsbronnen voor de transitie van de gebouwen te kunnen aanspreken. Het komt er in dat verband op aan alle kansen te grijpen om moeilijk delokaliseerbare activiteiten en banen te scheppen, opleidingen te ondersteunen, kwaliteitsvolle jobs te waarborgen en sociale dumping te vermijden.
Sturende instanties:
- Minister van Klimaattransitie, Leefmilieu en Energie
- Staatssecretaris voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek